A Night at the Zoo
“Grrrrr… ik krijg een staart van die bewolking”, gromt de beer. “Die heb je al, vriend”, antwoordt de giraffe. “Daar heb je het al”, mompelt de beer, “ik word chagrijning als ik zo lang niet meer een avond lekker kan aardkijken. Wedden dat er vanavond iemand een waarneemverslag zit te schrijven daar beneden? Van gisteravond?”. “Ja”, zegt de giraffe, ik heb mijn ogen ook niet in mijn zak. Ik heb hem bezig gezien, toen het gisteravond eindelijk weer helder was. Mooie boel was dat, hij had alleen maar aandacht voor stieren en honden, en ons liet hij gewoon links liggen”. “Riep iemand mij?”, vraagt de lynx, die enthousiast kwispelstaartend aan komt rennen. “Ja”, gromt de beer, kun jij wat aan die wolken doen?
“Nee, ik niet”, antwoordt de lynx. “Maar je buurman wel”. Hmmmm, bromt de beer, “die ligt weer eens te pitten, zoals gewoonlijk”. “Daar kan ik wel wat aan doen”, zegt de giraffe, terwijl hij met zijn lange nek een por geeft in de draak zijn buik. “Grmbmblblbmblbml”, pruttelt de draak, “Wammotje?”, terwijl zijn slechte adem spontaan ontbrandt in een venijnige steekvlam. “De beer wil wat zien daar beneden”, antwoordt de giraffe”. “Hmmm, welke beer? Die poolijsbeer?”. “Nee ikke”, brult de grote beer. “Ha, die chocoladeijsbeer!”, brult de draak. En met die brul schiet een struise steekvlam dwars door de bewolking. “Thx mate”, gromt de beer, terwijl de draak zich weer te rusten legt. “En nu niet meer zeuren”, lispelt het gasbranderreptiel nog terwijl hij weer in slaap doezelt.
De lynx neemt zijn verrekijker erbij. “Verhip, ja hoor, er zit niemand op de vlonder. Die zit vast binnen achter z’n laptop”. Ook de beer pakt zijn kijker en komt tot dezelfde conclusie. Maar de giraffe wil het zeker weten en steekt even zijn lange nek om de hoek. “En ja hoor, die heeft helemaal niets door. Maar wat is dat?” vraagt de giraffe zich hardop af. “Dat is een vrouw die in de auto stapt. Nooit eerder gezien?”, bromt de chocoladeijsbeer. “En die vent in de deuropening, die kennen we. En volgens mij is het kwartje gevallen”. “Yes, yes!”, kwispelt de lynx enthousiast, “daar gaat ie met zijn spullen. Nieuwe ronde, nieuwe kansen!”.
Enkele minuten later zijn de dieren getuige van een vertrouwd tafereel. Een schimmige figuur met twee capuchons over zijn hoofd zit naast een grote witte pijp op de houten vlonder ten oosten van het witte huis. De buis beweegt, en… “iiiiiks, hij mikt op mij!”, miauwt de lynx enthousiast. “Haha, hij zoekt je haarbal”, grapt de giraffe.
De kijker draait weer, en nu wordt de giraffe enthousiast. “De vlek in mijn hals!”, kirt het langnekbeest, en hij heeft het goed gezien.
Weer beweegt de grote witte pijp. “Ha”, gromt de beer, “nu is mijn hals aan de beurt. Maar dat is wel even zoeken want het is maar een hele vage lange chocoladevlek”.
Voor de vierde keer beweegt de buis. De kleine poolsterijsbeer maakt een sprong van enthousiasme en landt quasiperongeluk op de draak zijn staart. “Hela!”, sist de draak, “Kan een beest nog fatsoenlijk slapen hierboven?” Maar de kleine ijsbeer is veel te enthousiast. “Je staart, je staart!” “Wat is er met m’n staart?” geeuwt de slaperige draak. “Kijk maar hieronder”, antwoordt de ijsbeer.
Nu begint de draak enthousiast te worden. Enige ijdelheid is zo’n dier nu eenmaal niet vreemd. “Drommels, dat ik dat nog mee mag maken deze nieuwe maanperiode”, vuurspuwt de draak.
Ondertussen wordt er daar beneden weer ingepakt, want het is al tegen tweeën. “De hoogste tijd inderdaad”, beaamt de giraffe, “gisteren is het ook al laat geworden. En mensen hebben nu eenmaal slaap nodig”.
Die hele nacht blijft het mooi helder. Met plezier kijkt het viertal de ogen uit naar al die mensen die hun ogen uitkijken naar het viertal en de gezellige beestenbende daaromheen. Hier en daar zitten zelfs kleine groepen mensen bij elkaar op een donkere plek. En dat streelt de ego’s van de dieren. “Wolkvuurspuwen. Goed idee van je, draak!”, gromt de beer. “Dat moet je vaker doen.”