Chandrajyothi
Terug van een korte vakantie in eigen land, en nu laat de zon zich zien. Mooi! Want hier heb ik weer een telescoop bij de hand. Meteen maar de grote Dob in de voortuin gezet en op de koperen ploert gericht, die een aantal struise zonnevlekgroepen laat zien. AR2565, AR2567 en de wat tengerder gebouwde AR2569.
En met Baader Solar Continuum filter:
Daarbij zijn deze smartphonefoto’s een slap aftreksel van het visuele origineel, waar duidelijke fakkelvelden te zien zijn (nog net zichtbaar op de foto’s) en granulatie over de hele zonneschijf.
Het zonnefilter voor de ogen werkt prima maar de rode vlek op mijn schouder verraadt dat het zonnefilter voor de huid wat minder goed is aangebracht. En pffff, het zweet loopt van mijn rug. Ha, achter op de vlonder is het lekker koel. Daar kunnen de Dob en zijn waarnemer even lekker afkoelen voor vanavond.
Vanavond? Ja, ik weet het, het is volle maan. Nou ja, ik ben toch thuis, en ik heb heb gewoon zin om waar te nemen. En de maan blijft me boeien, ook zeker als hij vol is, met die mooie straalkransen vanuit de kraters Tycho en Copernicus. Maar de maan staat nog laag, achter de bomen aan de overkant van de gracht.
Mars is inmiddels buiten bereik. Saturnus daarentegen staat er precies goed voor. En ook nu is het weer genieten, een duidelijke Cassinischeiding die niet helemaal door lijkt te lopen aan de voor- en achterkant van de ring, en een duidelijke band om de equator van de planeet zelf. Van de manen onderscheid ik er vier: Titan, Tethys, Rhea en Dione. Volgens Stellarium zouden ook Mimas, Enceladus en Hyperion in de buurt moeten staan maar in dit schemerdonker ga ik me daar maar niet scheel op staren.
De maan staat ondertussen nog steeds buiten het zichtveld van de Dob. Geen nood, er staan nog een aantal dubbelsterren op het menu. De laatste weken wordt δ Cyg nogal eens genoemd, als goede testdubbelster voor telescopen en waarnemer. Met een afstand van 2.5″ zou dat moeten kunnen. Bij 52x is al wel te zien dat de ster niet helemaal puntvormig is, al zou dat ook nog aan seeing toe te schrijven kunnen zijn. Maar bij 156x verschijnt er in de 8 mm Planetary bij vlagen van goede seeing een duidelijke pup in de sparkles van de felle hoofdster. Doorbarlowen naar 281x met de 10 mm Ortho en 2.25x Barlow maakt aan elke twijfel een eind.
Ken uw klassiekers, spreekt Turn Left at Orion, dus wordt het hoog tijd om α Her eens in het oculair te vatten, beter bekend als Rasalgethi. Deze dubbelster is met afstand 5″ een nobrainer, bij 52x widefield is het feloranje duo al duidelijk zichtbaar. Ik vergroot niet verder door dan 156x.
δ Her en ρ Her zijn vrij wijde dubbelsterren die weinig vergroting nodig hebben.
Ok, genoeg dubbelsterren voor vanavond, anders wordt het saai. Voor de volgende keer Breezanddijk staan er bij mij een hele rits planetaire nevels in Aquila op de waarneemlijst. Maar wie weet, die dingen zijn klein en vaak relatief helder, dus ik ga het gewoon proberen.
Het zilveren licht van de maan in Sagittarius spreidt zich uit tot de halve hemelbol, en ook Aquila baadt in Chandra’s schijnsel. Maar zoals het gezegde gaat: niet geschoten is altijd mis. Met de PSA en vervolgens de DSH (Deep Sky Hunter) gaat de starhop naar de plek waar sterontploffingsgasbel NGC6804 zou moeten prijken. Op de vermoede plek denk ik net wel net niet een hele vage gloed te ontwaren. Hmm. Niet overtuigend. Een beetje flauw om dat te loggen. Totdat het OIII-filter ten tonele verschijnt en zijn waarde bewijst. Geen hint meer van een gloed maar een duidelijke vlek, en nog geen kleintje ook. Heel af en toe lijkt er een minieme speldenprik in het midden van de nevel te zien.
Blijkbaar is de planetaire nevel sterk genoeg in het OIII-gebied en het maanlicht voldoende afgeblokt om het object zo op te kunnen halen. Bij deze en de volgende schetsen van planetaries zijn de nevels zelf met OIII-filter afgebeeld en de omringende veldsterren zonder, omdat de zwakkere sterren sneuvelen in de OIII.
We tellen één terug. Buurman NGC6803 staat vlakbij dus het vinden is het probleem niet. Het herkennen van het object als niet-stellair is een stuk lastiger, want in tegenstelling tot joekel 6804 is 6803 maar een kleintje. Doorvergroten tot 281x levert wel een romige ster op maar ik twijfel of dit werkelijk is of seeing-effect. Wel denk ik hem met blinking te herkennen maar nog steeds niet overtuigend. Achteraf zoek ik hem op in Aladin Lite (superhandig, die site, goede ontdekking) en na de vergelijking met de schets blijkt het raak te zijn. In de schets is het de stervlek linksboven in het steelpan-asterisme, boven het midden van het beeldveld.
Een klein stuk lager vermeldt de PSA de open sterrenhoop Collinder 401, rondom een heldere ster van magnitude 7. Weer zo’n sterrenhoop die lastig als zodanig te herkennen is. Of hij heeft gewoon een donkere hemel nodig. Ik zie naast de hoofdster maar vier tot vijf andere clusterleden.
Dan maak ik even een omweg via Hercules-Oost om te kijken of ik daar mijn eerste PK-object kan verschalken. Het Tsjechische astronomenduo Perek en Kohoutek heeft in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw een catalogus van planetaire nevels samengesteld, waarvan er nogal wat in de PSA staan vermeld. In de staart van de Skyzwemmer (het visvormige asterisme bestaande uit grofweg 95-110 Her, ten westen van de Coathanger) staat PK 51+9.1 . PK staat hierbij voor de ontdekkers en de getallen voor de galactische coördinaten. Helaas is de Buurman en Buurman-nevel te hoog gegrepen voor de Leidse stadshemel bij volle maan. Herkansing in Breezanddijk.
Meer succes heb ik met NGC6790, midden in Aquila. Net als NGC6803 is het weer een ontplofte speldenprik die nauwelijks van een ster is te onderscheiden, maar ook hier schiet Aladin achteraf weer te hulp. In de schets staat hij rechts onderin de lange verticale driehoek, rechtsboven in het beeldveld.
Iets groter is collega NGC6781. Kanonnen, wat een joekel. En wat is een mens op zo’n moment blij met zijn OIII-filter. Aladin kon even bij zijn lamp blijven; dit ding is niet mis te verstaan.
Mijn pogingen om open cluster NGC6709 en bolhoop NGC6760 te bekijken, stranden op de dakrand. Time flies when you’re having fun. Ik zal een heel eind terug naar het oosten moeten. Hiervoor zwiep ik net even over de grens van de luchtwereld van Zwaan, Pijl en Arend naar de waterwereld van Dolfijn en Waterman. De dolfijn Delphinus laat een mooie speelbal zien. NGC6891 is klein, maar wel duidelijk herkenbaar.
En dan is het zomaar kwart over twee. Na de hete dag is het behoorlijk afgekoeld en zit ik toch gewoon weer in mijn dikke vest. De vermoeidheid slaat toe, tijd om op te breken. Maar ik ben blij en voldaan na toch een leuke buit te hebben binnengesleept in deze maanverlichte stadsnacht.
Oh ja, de maan, die zou ik ook nog bekijken. Maar helaas is zij al achter de dakrand verdwenen.
Epiloog
Want ze zei dat het woensdagavond niks zou worden met die slechte transparantie.
Foei. Epi mag niet liegen.
NGC6741? Heeelemaal vergeten afgelopen maandag. En die twee dakrandtoeristen NGC6709 en NGC6760 zitten me ook dwars. Dus zit ik op een heldere zomerwoensdagavond met mijn lief aan het bier respectievelijk rosé, terwijl de Dob staat af te koelen. Saturnus staat nog net in bereik maar ik zie al snel dat de seeing niet al te kosher is. Ook blijkt later, als het donkerder is, dat de hemel niet zo mooi transparant is als maandag.
Toch zit ik in de maneschijn, even later voor het raamkozijn. Aan de buitenkant, wel te verstaan. Als eerste mik ik op open cluster NGC6709, die nu gelukkig nog een veilig eind van des buurmans dakrand af staat. En waar ik me al heb voorbereid op weer een saai onooglijk en onherkenbaar cluster speldenprikken blijkt dit een Echt Leuk Open Cluster. De helderste sterren maken een Y-vorm, maar met de minder heldere exemplaren is er ook een soort X in te zien. Kijk, een echte kerel, met XY-chromosoom, maar met de nadruk op Y. De ster linksboven in de driehoek, rechtsboven in het beeldveld, is opvallend oranje.
Wat bolhoop NGC6760 betreft kan ik een lang verhaal kort maken. Na lang turen, vergroten, met en zonder CLS-filter, lukt het me niet deze te spotten. Heel af en toe een hint, maar niet overtuigend genoeg om hem te loggen. Volgende keer zonder maanlicht.
Door naar de vergeten planetaire nevel NGC6741, alias The Phantom Streak Nebula. Om een lang verhaal hier ook maar even kort te maken: snotsantabella, wat een gevecht. Maar opvallend is wel die ene ster die steeds tevoorschijn komt met OIII-filter en onzichtbaar blijft zonder. Binnen ga ik toch even de veldschets vergelijken met Aladin Lite, en mooi dat het hem is. Te zwak om door te vergroten blijft het bij een stellaire vlek. Dat zal bij donkere hemel beter gaan. Maar NGC6741 neemt niemand mij meer af.
Hmm, kwart voor één. Naar bed, of nog één object proberen? De hemel ziet er nu echt sjmørig uit; een melkwitte cirkel straalt uit vanuit de maan in het zuiden terwijl de noorderzon de horizon daar flink verlicht. Er zit waarschijnlijk veel vocht in de atmosfeer. De meest donkere plek is in de buurt van de pool. Dus daarom even een galaxy in Ursa Minor proberen dat nog op mijn Herschel-lijst staat, NGC6217. Enfin, heb ik de starhop alvast een keer gedaan. En het galaxy? Wat in het vat zit, verzuurt niet. In elk geval weer twee smakelijke happen aan mijn bescheiden verzameling toegevoegd, ondanks de nog bijna volle maan.
Oh ja, de maan. Die staat in volle glorie in het zuiden. Maar het is al tegen tweeën, dus deze jongen duikt lekker z’n nest in. De Lunar 100 loopt niet weg tenslotte.