Cloudbusting
Het is alweer even geleden. Een week is tenslotte een eeuwigheid als het alweer zolang geleden is dat je hebt waargenomen. Maar omdat dinsdag de impact van vrijdagavond nog fysiek nadreunde heb ik die starparty deze keer voorbij laten gaan, met het oog op gezin en andere hobby’s die ook tijd kosten. Dus helaas heb ik die mooie nacht met janbstar, hansweijers, gixer en cloudbuster gemist. Gelukkig kan ik nog altijd terugkijken op de vrijdagavond daarvoor.
Daar misten we cloudbuster dan weer (zie topictitel). Die had namelijk wat anders te doen:
En dat was maar goed ook want tegen middernacht lijkt de situatie tamelijk hopeloos. Zodanig dat ik na verwoed zoeken naar Stephan’s Quinter, die keer op keer weer wordt opgeslokt door een nieuwe vlaag bewolking, dreig de handdoek in de ring te gooien. Dat laatste leidt tot een ontzette reactie van Esther, die echter op dat moment nog niet weet dat “de handdoek in de ring gooien” op z’n Rem slechts een tijdspanne omvat van ten hoogste vijftien minuten. En dat blijkt lang genoeg want de noeste arbeid van onze Cloudbuster blijkt effect te sorteren. Believe it or not, maar op een gegeven moment is het snaarstrakknijterkraakretehelder. De missie naar Stephan’s Quintet kan worden hervat.
Maar laten we even terugspoelen naar het begin. En dat begin is een dag eerder, thuis in Leiden. Nu ben ik helemaal geen Leienaar maar ik begin me te realiseren dat astronomie best leuk klinkt in het Leids. Ik rwricht me kijkert op een sterw in Andrwromeda. Kijkerwris, het lijkt wel een rwrooie rwreus. Aas gaat ie explodeerwe hóórwr. Teerwring, het zijn er twee. Juh, het lijkt Albirwreo wel.
Nu had ik Almach al eens eerder bekeken maar dit is een goede gelegenheid om de nieuwe refractor (ook een leuk woord in het Leids) eens uit te proberen op dubbelsterren. En dan valt niet tegen, het ding geeft mooie scherpe beelden. Ook de naburige 59 en 56 And gaan voor de bijl.
56 Andromedae is een drievoudig systeem maar de derde component C is met een magnitude van bijna 12 te zwak. Daar blijkt ook meteen de beperking van zo’n refractor; de relatief kleine opening betekent toch dat zwakkere componenten verborgen blijven. Datzelfde had ik eerder al ontdekt bij Otto Struve 525 in Lyra, waarbij de C-component ook onzichtbaar bleek. Hier legt de refractor het dus onverbiddelijk af tegen de Dobson met zijn opening van 25 cm. Dat gezegd hebbend ben ik benieuwd hoe de refractor het gaat doen op het Trapezium in Orion en op Sirius B. Ik verwacht dat de E- en F-ster van het trapezium eveneens te zwak zullen zijn voor Frakkie, maar de 8e magnitude-Pup van Sirius moet ie kunnen hebben. En daar zou het ontbreken van diffractiespikes wel eens in het voordeel van de lenzenkijker kunnen zijn.
Maar nu is het nog altijd zomer en ook vrijdag ziet het weer er mooi genoeg uit voor een rit naar Breezanddijk. Daar is het al snel een gezellige drukte met Jan, Hans, ArnoM, Esther-met-Foliafotograaf-Daniel en RienH. Ook de kersverse 102/1000 refractor is van de partij, want ik wil natuurlijk wel mijn nieuwe speelgoed aan mijn vriendjes en vriendinnetjes laten zien als we buiten gaan spelen. Mars is een roze ei, dus die laat ik snel voor wat hij is. Te laag, te ver weg, maar toch nog een hint van een donkere structuur op het eioppervlak. Saturnus daarentegen staat er strak en fraai bij, inclusief equatorial band en Cassinischeiding. Maar toch is ie in de Dob net effe mooier, net als in de scorpioscoop die Esther mee heeft. Ook bij M13 staat de refractor zijn mannetje maar net als bij Saturnus wint ook hier de Dob. Dus bied ik de lenzenkijker maar meteen te koop aan. Nee hoor, de refractor wint het al op één punt: als zonnekijker verslaat hij met 10 cm opening de 9 cm off-axis-opening van de Dobson, en is ook nog eens iets meer grab-and-go om even van de zon te genieten.
Inmiddels is de zon al een heel eind onder de horizon en ik neem mijn gevechtspositie in achter de Dob. Dan zie ik een flits, en nog een en nog een. Het zal toch niet? Vorige maand was er ook al onweer in de verte. Maar nee, het blijkt dat Daniel de fotograaf van Folia, het blad van de Universiteit van Amsterdam foto’s aan het nemen is van aardse objecten. Gelukkig sommeert Esther hem al snel om zich op de hemel te richten, wat uitstekend blijkt te lukken gezien de mooie foto’s en timelapse die hij maakt deze avond.
Vanavond is mijn plan om Stephan’s Quintet op de korrel te nemen, in de volksmond ook wel bekend als Hickson 92. Dat blijkt echter een taaie klus want mijn Deepsky Hunter Atlas, die toch sterren tot magnitude 10 laat zien, blijkt toch niet gedetailleerd genoeg. De starhop eindigt dan ook op het punt tussen twee magnitudetieners op ongeveer 0.4 x de afstand vanaf de linkerster. En dan turen maar. Juist ja. Binnen een scheve driehoek lijkt wat rommeligheid zichtbaar maar overtuigend is het niet. Zit ik wel goed?
Ook buurman Jan, die hetzelfde plan heeft als ik, raakt de weg kwijt. Maar gelukkig schiet Esther te hulp met het boek Cosmic Challenge van Philip Harrington. Hierin staat een gedetailleerde zoekkaart. Als Jan het galaxycluster met succes in beeld heeft gezet geeft hij het boek aan mij door. Ik zet het boek ondersteboven op de muziekstandaard en dan blijkt dat ik op de goede plek zit. Helaas gooit bewolking roet in het eten. Net als ik iets denk te zien is het einde oefening. En daar gaat de handdoek in de ring. Heel even.
Terwijl de koffie ons uitstekend smaakt maken we even van de gelegenheid gebruik om bij te kletsen. Rien is bezig met zijn powerrefractor op monstermontering – Tjonge, wat een ding. Daniel laat het resultaat zien van het mikken op Deneb-Zuidoost: een beauty van een Noord-Amerikanevel. Ondertussen worden er in Almere overuren gedraaid door de wolkenverjager. En met succes, want tegen alle verwachting in is het tegen een uur of één kraakhelder. En dan is dit wat het oculair laat zien:
Nou ja, quintet, ik ben tevreden met een kwartet. NGC7318A en -B zijn niet van elkaar te onderscheiden, ik zie één geheel. NGC7317 laat zich zien als een pluzige ster; in werkelijkheid staat hij vlak naast een ster. NCG7319 is het lastigst te zien; hier is echt hardcore perifeer kijken voor nodig. NGC7320, die niet bij de groep hoort maar er toevallig voorstaat, op eenvijfde van de afstand, is het duidelijkst. Een heel leuk object, ik ben wel gecharmeerd van dit soort galaxygroepen.
Het is nog steeds kraakhelder en Andromeda staat hoog. Nu kan ik mijn plan uitvoeren om G1 nog eens opnieuw te bekijken, want die heb ik vorige keer alleen maar stellair gezien, terwijl blijkt dat er meer in moet zitten. De starhop is inmiddels wel pittig maar niet meer helemaal nieuw dus al snel heb ik de driehoek ster-dubbelster-G1 in beeld. En nu trek ik alle registers open: de 8 mm planetary met 2.25x Barlow, goed voor een vergroting van 350 keer. Hatskidiflatski. Deze vergroting blijkt goed voor een wat onrustig beeld maar bij vlagen van goede seeing onderscheid ik toch echt twee speldenprikken en een pluisie. Mission complete.
Voordat de maan opkomt is er nog tijd, dus nu ik toch op Breezanddijk ben kan ik net zo goed eens lekker afzakken naar het zuiden. In mijn PSA figureert in Cetus een planetaire nevel waarvan ik best eens wil weten hoe die er in het echt uitziet. Een starhop brengt me op een plaats waar ik wel wat zie, maar na inzoomen blijkt het om een groep van vijf sterren te gaan. Verder niets. Oh ja, verhip, ik heb ook nog filters. Nu zegt een eeuwenoude volkswijsheid dat planetaire nevels het vaak goed doen met OIII, dus schroef ik dit filter in het 8 mm-oculair. En lo and behold, rondom de driehoek, gevormd door de onderste sterren van de groep, verschijnt een ronde gloed.
Hij lijkt me nogal groot, maar wanneer ik de Herschel 400-lijst raadplaag bijken die afmetingen te kloppen. Beet.
Aangemoedigd door dit resultaat zak ik verder af in Cetus op jacht naar galaxy NGC247. De atlas is hiervoor gedetailleerd genoeg, dus ik weet dat ik op de goede plek zit. Maar helaas, geen galaxy. De lichtvervuiling aan de horizon blijkt teveel voor het stelsel, ook met CLS-filter. Misschien moet ik het de volgende keer nog eens proberen, wanneer Cetus wat hoger staat, want het object staat nog in het zuidoosten.
Tegen beter weten in zak ik nog verder af, over de grens met Sculptor. Ook hier vind ik vrij snel de juiste plek, maar curieus genoeg biedt het CLS-filter hier wel uitkomst. Ook al is de vage streep die te zien is, geen schaduw is van hoe mooi het Sculptorgalaxy moet zijn, toch is hij te zien. Onmiskenbaar is de langwerpige kern van het dito stelsel te zien.
Inmiddels is de geelachtige halve maan boven de horizonbewolking in het oosten uitgekomen en het wordt tijd om eens op te breken. In de kofferdob van Esther mag ik nog een mooie Barnard’s E bekijken. Ik heb wel gemerkt dat donkere nevels een andere waarneemtechniek vereisen dan “lichte” deepskyobjecten, maar na enig turen is hij duidelijk te zien.
Het is tegen half drie, tijd om op te breken. Ook deze avond heeft de helderheid het weer gewonnen van de bewolking. Cloudbuster, dank!