Droomvlucht
Koers 210 in zuidwestelijke richting, inmiddels zitten we op 30.000 voet hoogte boven de Botnische Golf, langs de Zweedse oostkust. Een klein halfuur nadat we zijn opgestegen kijk ik het vluchtplan nog eens na. We zullen straks het Zweedse vasteland oversteken, waarna we over Jutland koersen om daarna in zuidelijke richting af te buigen.
Ik ben blij, eindelijk weer eens een wat zuidelijker bestemming. Mijn 10″ Dob kan gelukkig mee want voor personeel doet de maatschappij niet moeilijk over omvang en gewicht. En al begint bij ons de astronomische duisternis morgen weer – welgeteld één uur rond middernacht – toch ben ik blij dat ik nu even naar een plaats ga waar inmiddels zes uur volledige duisternis is, vanaf elf uur al. Amsterdam, nadat ik deze zomer alleen maar binnenlandse vluchten heb gedaan plus enkele op Zweden en Noorwegen. Ik snak naar weer eens een goede deepskysessie.
In de toekomst hoop ik ooit eens op La Palma te vliegen. Of Australië… ik word al helemaal enthousiast bij het idee. Maar voor nu ben ik al heel blij met mijn huidige bestemming.
Nederland. Eigenlijk weet ik maar weinig van dat land, terwijl het toch niet heel ver bij ons vandaan ligt. Het enige wat me bijstaat is dat het met een oppervlakte van een achtste van ons land dichtbevolkt is, met drie keer zoveel inwoners. En dat een donkere plek dus moeilijk te vinden is. Het noordelijke deel schijnt het best te zijn.
In overleg met de co-piloot schakel ik de autopilot in. Tijd om even op adem te komen. Koortsachtig heb die avond mijn bagage ingepakt plus de Dob, die ik stevig met spanbanden aan de achterbank heb vastgesjord. Ik moet op weg naar het vliegveld tenslotte nogal eens vol in de ankers voor een schielijk overstekend rendier. Tijd om een waarneemlijst te maken heb ik niet meer gehad, het was briefing, checklist nalopen en wegwezen. Het toestel heeft juist afgelopen week een onderhoudsbeurt gehad dus de instrumenten zouden piekfijn moeten werken.
Speaking of which. Terwijl ik mijn oog vluchtig laat gaan over het instrumentenpaneel zie ik dat er iets niet klopt. Ik kijk nog eens en nog eens. Dan slaat mijn hart een slag over. Wat is dit? Even denk ik dat ik het me verbeeld, maar mijn ogen bedriegen me niet.
Heeft iemand een grap uitgehaald? Als het niet om de veiligheid ging zou dit een briljante practical joke zijn van de onderhoudsmonteurs, maar dit gaat wel heel ver. De meeste meters en displays werken normaal, maar sommige…
“Is er iets?”, vraagt mijn collega. Ik begin aan mezelf te twijfelen en antwoord ontwijkend. Hij zou eens denken dat ik dingen zie die er niet zijn. “Even de instrumenten checken”. Om mijn antwoord kracht bij te zetten pak ik het onderhoudslog erbij en begin er doorheen te bladeren. 7 september 2016: hoogtemeter vervangen, reparatie hoofddisplay. Controle Verticale snelheid en communicatiepaneel. NGC6520: Goed te zien, maar door het licht aan de horizon weinig detail waarneembaar. Opnieuw stokt mijn hart. Wat? Dit begint bizar te worden, en de afbeelding bij de tekst helemaal.
Ik lees verder. Ik zie een afbeelding van de kunstmatige horizon, totdat deze vervaagt en het volgende beeld verschijnt:
Een twijfelgeval dit. Ik denk even een hele vage gloed te zien, ergens op de plaats waar ik hem verwacht, in een gelijkbenige driehoek tussen de dubbelster en de heldere ster daar links van. Op het moment denk ik dat ik het me verbeeld en dat ik hem niet zie. Controle in Aladin bevestigt echter de waarneming. Het lijkt of ik in trance raak, het ene na het andere deepskyobject verschijnt in het log.
Dit open cluster in Scutum werd op 2 juli 1854 ontdekt door de Duitse astronoom Friedriech August Theodor Winnecke, die in het object een kattekop zag en het daarom de bijnaam Oetie gaf, naar een huiskat (felis catus) waarvan de eigenares het object anderhalve eeuw later herontdekte in het land van de oorspronkelijke ontdekker. Tsjonge, wat een fantasie had die man, denk ik nog, terwijl ik me steeds harder afvraag wie van de monteurs mij deze poets heeft gebakken. Veel tijd om na te denken heb ik niet want bij het hoofddisplay vind ik de volgende afbeelding en tekst.
Jones 1 in Pegasus werd in 1941 ontdekt door Rebecca Jones op Harvard Observatory. De planetaire nevel is ook wel bekend als PK104-29.1, naar het Tsjechische astronomenduo Perek-Kohoutek dat een catalogus van planetaire nevels opstelde. Het object is nauwelijks te zien, laat staan dat ik enig detail kan ontwaren. Maar gelukkig staat de Buurman en Buurman-nevel hoog aan de hemel, dus zien doe ik hem. A je to!
Inmiddels begin ik mezelf ernstig achter de oren te krabben. Is er iets mis met de instrumenten van het toestel of met die van mijzelf? Op de volgende pagina vallen de wijzers van de snelheidsmeter net als die van de voorgaande instrumenten uiteen tot witte stippen. Vanuit één van die stippen loopt een hele vage langgerekte gloed naar beneden, bijna onzichtbaar.
Midden in de lichtsoep aan de horizon zoek ik tegen beter weten in het sterrenstelsel NGC247 in Cetus op. Ik denk een hele vage lange gloed te zien maar ben niet overtuigd. Toch besluit ik hem te schetsen, just in case. Controle tegen Aladin bevestigt dat het hem is; de richting van de gloed klopt.
Gelukkig was de afspraak dat de co-piloot de vlucht voor zijn rekening neemt tot de afdaling. Ik zie op dit moment slechts toe, dus ik hoop weg te komen met deze verstandsverbijstering. Om mezelf bij de les te houden probeer ik na te gaan wie van de grondtechnici bezig is met astronomie maar ik kan er zo gauw niet opkomen. In elk geval is NGC288 in Sculptor hem die keer niet gelukt. Nabijgelegen bolhoop NGC288 in Sculptor staat nu echt te laag en midden in het licht van de schijnwerper onderaan de dijk. Die sla ik dit keer dus wijselijk over. Ik besluit dan ook om het hogerop te gaan zoeken, terug in Cetus, want deze avond is tot nu toe wat moeizaam verlopen. Gelukkig heb ik hier meer succes, want ik vind hier vier mooie galaxies vlak bij elkaar.
Nog hoger in de Walvis vind ik het mooie heldere stelsel NGC936. Deze vijf stelsels maken mijn avond meer dan goed, als er al iets mis mee was.
Dan leg ik het log weg en kijk op de instrumenten. Tot mijn opluchting laten deze allemaal weer zien wat ze moeten laten zien. Heb ik het me verbeeld? Inmiddels zijn we Jutland gepasseerd en neem ik de vlucht weer over. Ik zet de daling in en niet veel later zijn we op 5000 voet, in zuidelijke richting. We naderen Nederland.
Heel in de verte zie ik een gloed, maar dichterbij zie ik wat lichten van auto’s, die midden op zee lijken te rijden. Nadat ik het motorvermogen heb opgevoerd en de flaps op 15% heb uitgeklapt, volg ik de opdracht van de verkeerstoren van Amsterdam op om koers te zetten op baan 18R, die blijkbaar “Polderbaan” heet. Dan vraag ik aan de co-piloot om het heel even over te nemen. Ik pak mijn verrekijker erbij en kijk eens goed. Ik zie een soort dam met een snelweg, dwars door zee. Het doet me wat denken aan de lange brug tussen Denemarken en Zweden maar ik wist niet dat hier ook zoiets was. Ook zie ik een kleine haven waar net een schip naar binnen vaart, dat met een schijnwerper de oever aftast om aan te meren. In het schijnsel zie ik een rij geparkeerde auto’s en op de kade zie ik een groep mensen. Ik kijk nog aandachtiger. Zie ik dat nou goed? Een rij telescopen? Dat is ook frappant. Ik hoop maar voor die mensen dat de schipper straks zijn lichten uitdoet als hij eenmaal voor anker is. In elk geval ga ik straks opzoeken hoe die plaats heet, want het is er verder goed donker.
Een goed uur later sta ik met mijn bagage en de Dob voor de aankomsthal. Tjonge zeg, wat een end taxiën is het vanaf die Polderbaan. Enfin, ik kan nu twee dingen doen. Of ik ga direct naar mijn hotelkamer, of ik doe gek en zoek meteen die plek op, op die dam die “Afsluitdijk” blijkt te heten nadat ik Google Maps heb geraadpleegd op mijn smartphone. Ik kies voor het tweede en voer “Breezanddijk” in in de navigatie van mijn huurauto, want zo heet die haven dus.
Na een vlotte rit rijd ik het terrein op. De meeste anderen zijn er al, en snel zet ik mijn Dob op. Op dat moment komt er een schip binnenvaren met groot licht. Ik hoop maar dat de schipper straks zijn licht uitdoet, denk ik, maar ik heb alle vertrouwen dat dat wel goedkomt. Ondertussen richt ik de Dob op de ondergaande halve maan en maak een snapshot met de smartphone. Leuk, de Brilkrater Cyrillus-Catharina is mooi te zien met monocle Theophilus daar bovenop.
Ik verheug me al op de komende deepskysessie. Eindelijk weer, verzucht ik, terwijl ik de ondergaande maan gadesla. Een meteoor schiet door de hemel.
Een vliegtuig komt over. Zouden zij ons ook zien?