“Ik ga”, zei de gek, en het werd helder
Aangenaam verrast ben ik als ik op de A7 tussen Zaanstad en Purmerend, links van me in het westen een heldere maansikkel ontwaar. Als ik even goed kijk tussen de lichtmasten blijkt dat richting het noorden een flink gat in de bewolking is ontstaan. Even later krijg ik de Grote Beer in beeld en diverse andere sterren. Er is hoop. En dat terwijl ik eerlijk gezegd niet echt in deze avond geloofde. Ook niet toen ik tegen achten tegen beter weten in mijn spullen in de auto laadde; nog niet eerder deed ik dat met zo weinig overtuiging. Aan de andere kant is dit wel de laatste kans van deze nieuwe maan-periode en grijp ik het vertrouwen van mijn waarneemmaat Cloudbuster in de woorden van Gerrit Hiemstra aan om mijn eigen scepsis voor deze gelegenheid te onttronen. Nu lijkt het erop dat deze keuze de juiste is.
Voorbij Hoorn wordt het me weeral zwaar te moede wanneer dikke wolken opnieuw bezit nemen van het firmament. Shoot, het zal toch niet. Maar ik spreek mezelf moed in, het is niet voor het eerst dat ik onder een wolkendek richting het Noorden rijd en toch een topavond heb gehad.
Na het missen van de afslag Wieringerwerf besluit ik het Dijkgatsbos dan maar vanaf de andere kant te benaderen, wat geen slecht idee blijkt vanwege overstekend wild op de gebruikelijke route. En voor vanavond staat Lepus niet op de waarneemlijst. Om kwart voor tien arriveer ik in het bos onder een dik pak wolken. Martijn heeft zijn Dob heel optimistisch al opgesteld maar ook hij ziet het nu even somber in. Zelf laat ik de boel vooralsnog in de auto; we hopen dat Gerrit alsnog gelijk krijgt.
Gelukkig blijken mensen wiens achternaam op -stra eindigt over een bijzondere wijsheid te beschikken, heb ik vandaag van Martijn geleerd. Hiemstra, Buurstra, Zarathustra, onderschat ze niet. And sure enough, daar is Sirius. Aldus sprak Hiemstra. Binnen enkele minuten staat ook mijn Dob opgesteld en begint de puppenjacht. Zonder succes, en veel tijd besteed ik er ook niet aan want lo and behold, ook Orion is nu onder de wol vandaan gekomen. Een korte blik op het Trapezium laat zien dat de seeing niet super is maar daarmee krijg ik wel een bloedmooie M42 cadeau. De Orionnevel blijft gewoon altijd de moeite waard onder een donkere hemel. De hoeveelheid detail blijft me verbazen, prachtige structuren en slierten.
Hogerop in Orion bij de ster μ Ori ga ik op zoek naar het eerste object op mijn lijst: Abell 12, een planetaire nevel die vanaf de aarde gezien zowat tegen deze ster aan staat. En dat is dan ook gelijk de moeilijkheid, want het object gaat makkelijk verloren in het schijnsel van de ster, zoals ik ook zelf aan den lijve ondervind. Direct kijkend zie ik alleen de ster; perifeer zie ik een waas omheen de ster waarin elk ander object verloren gaat. Kortom, ik zie hem niet. Misschien ligt het aan mijn OIII-filter? Nee, want ik zie hem ook bij Martijn niet. En hij ziet hem wel, zowel in zijn eigen telescoop als die van mij. Krijg nou wat, hoe ken dat nou? Maar dat schijnt normaal te zijn bij het eerste object van de avond. Gelukkig hoef ik me niet te schamen; ook WIlliam Herschel en zijn zoon WiIliam misten dit object, dat pas in 1955 werd ontdekt door George Abell.
Meer succes heb ik object #2, de Medusanevel in Gemini. Dit object, dat in de volksmond ook wel bekend staat als PK 205+14.1 en ook als Abell door het leven gaat onder nummer 21, is ditmaal overtuigend genoeg om van een waarneming te kunnen spreken. In tegenstelling tot de vorige keer op Breezanddijk, waar ik de gloed op de aangewezen plaats te zwak vond, zie ik nu echt een halfrond schijnsel op de juiste plaats tussen veldsterren. Alleen is de helderste plek te vinden op iets een andere plaats dan de afbeelding in SkySafari aangeeft, maar ja, een kniesoor die daar op let. Het schijnsel is er, en liegt er niet om. Check.
Verder in oostelijke richting vanuit Gemini stuit ik op galaxyduo Arp 82 in Cancer, bestaande uit een duidelijk stelsel NGC2535 en een zwakkere broeder NGC2536. De eerste laat zich bij goede perifeer kijken duidelijk zien, bij de laatste zou ik eerder spreken van detecteren dan zien, maar hij is er wel.
Terug in Gemini doe ik een poging op een planetaire nevel uit het œuvre van Rudolph Minkowski, M1-7, die door collega’s Perek en Kohoutek op de lijst is gezet als PK 189+7.1 . Eerlijk gezegd verwacht ik weinig succes bij zo’n exoot; ik ben dan ook aangenaam verrast wanneer de miniscule grijze schijf toch duidelijk zichtbaar is even rechtsonder een heldere veldster.
Inmiddels is het al ruim na twaalven en na een paar laatste overtrekkende wolkenvelden is het nu kraakhelder. In het zuiden zit wel sluierbewolking maar gelukkig komt die niet dichterbij. In het zuiden staat de Leeuw hoog aan de hemel en dit sterrenbeeld in nu dan ook aan de beurt voor nader onderzoek. Leo is rijk aan triplets. We kennen allemaal wel het Leo-triplet M65, M66 en NGC3628, en ook het trio M95-M96-M105 is welbekend. Minder bekend maar ook zeer de moeite waard onder een donkere hemel is het Derrièretriplet NGCNGC3686-3684-3681. De naam “Leo Triplet 2” voor het volgende object begrijp ik dan ook niet helemaal maar dat maakt het er niet minder de moeite waard om. Het leuke van dit soort galaxygroepen vind ik dat sommige al in het oog springen in het widefieldoculair, terwijl je voor andere echt perifeer door glaswerk van lager millimetrage moet sleuren. NGC2964 is zo’n duidelijke en ook 2968 kost weining moeite. NGC2970 is de lastige van het stel, maar na enig tuurwerk moet ook deze zich gewonnen geven. Van boven naar beneden: NGC2964, 2968 en 2970.
Frappant genoeg blijkt ook Martijn dit object in beeld te hebben gehad en ik herinner me dat hij de naam “Leo Triplet 2” laat vallen. Maar omdat ik ook een object “Leo 2” op mijn lijst heb staan leg ik even de verkeerde link.
Goed, what’s next? Op mijn waarneemlijst in SkySafari stuit ik op een object van de maand: komeet 41P Tuttle-Giacobini-Krásek. Deze periodiek komeet die zijn rondes om de zon in 5.4 jaar aflegt, heeft nu een magnitude van rond de 9 en dat zou te doen moeten zijn. Ik blijk al vlakbij te staan want de komeet staat op een steenworp afstand van het Leo Triplet 2. Toch is de starhop nog even listig maar dankzij SkySafari heb ik de komeet als nel in beeld, en duidelijk ook, zowel in widefield als bij hogere vergroting. Een staart zie ik niet maar wel een heldere kern met een forse halo.
Inmiddels heeft Martijn de komeet ook in beeld nadat hij door Stellarium op het verkerde ben was gezet; gelukkig heeft ook hij inmiddels SkySafari en die wijst de juiste plaats aan.
Behalve triplets heeft de Leeuw ook nog een aantrekkelijk kwartet te bieden in de vorm van Hickson 44. Hoewel ik van mening ben dat Arps en Hicksons op een waarneemavond nette meervouden van elkaar moeten zijn stoort mijn waarneemlijst zich niet aan mijn Obsessive Compulsive Disorder; daarvoor had ik dan Arp 88 of Hickson 41 moeten kiezen. Dat is dan ook het enige nadeel want Hickson 44 is leuk. Echt leuk, want het is ook weer zo’n galaxygroep met heldere lichten en zoeklichten. NGC3193 springt direct in het oog vlak naast een magnitude 10-ster, rechts onderin de schets. Ook NGC3190 geeft duidelijk acte de présence, rechts onder het midden. Voor NGC3185 moet ik mijn best doen maar dan vind ik hem linksboven twee heldere sterren, helemaal aan de rand bovenin het beeldveld. NGC3187 is weer meer detecteren dan zien, hij is perifeer te zien even links van 3190. Tjonge, wat een leuke hobby is dit eigenlijk.
Door al dit waarneemplezier wordt het er niet vroeger op en Martijn besluit heel verstandig dat het mooi is geweest. Volgende dag weer werken. Dat geldt ook voor mij maar ik ben nog niet klaar en een heldere hemel maakt een gek nog gekker dan hij normaal al is. Het is rond tweeën en ik waag me eens aan die eerder genoemde Leo 2 boven de kont van de Leeuw en Leo 1 onder de rook van Regulus. Over deze objecten kan ik kort zijn: de galaxies zijn te zwak en te groot om met goed fatsoen te zien. Soms denk ik een hele vage gloed te zien, maar misschien is niet. Tot ziens onder een nog donkerder hemel op de Afsluitdijk of wellicht GrandPré… Bovendien staat Leo wel hoog, maar nog steeds niet in het meest gunstige hemel in het Dijkgatsbos. Op deze plaats is de noordelijke hemel toch het best, en laat zich daar nu precies mijn volgende object bevinden: Polarissima Borealis, ook wel gekend als NGC3172. Net als M1-7 is ook deze exoot mij gunstig gezind, misschien ook dankzij de goede plek aan de Dijkgatsboshemel. Een piepkleine grijze vlek siert het beeldveld linksonder een heldere veldster.
Zo, die zit. He is de hoogste tijd om op te breken en mijn bed op te zoeken, maar ik ben gek genoeg om een poging te wagen op Palomar 1, die zich vlakbij bevindt aan de andere kant van de Poolster. Op de aangewezen plaats zie ik inderdaad een wat korrelige rommelige sterklont, die voldoet aan het signalement van deze losse bolhoop. Helaas lees ik de volgende dag dat de bolhoop zelfs met veel grotere telescopen niet is op te lossen en alleen zichtbaar is als een gloed. Waarschijnlijk heb ik dus gewoon een groep voorgrondsterren gezien en geen gloed, dus geen Palomar 1.
Ook het andere object van de maand wil ik nog even meepakken. Hoog in de Grote Beer is M109 even makkelijk te zien als te vinden. Eigenlijk een kleine versie van het Andromedastelsel M31, is mijn indruk. Maar mijn detailonderscheidend vermogen op galaxies staat nog in de kinderschoenen; een balk zie ik er niet in. Neemt niet weg dat het object de moeite waard is.
Klaar voor vanavond. Denk ik. Hoewel, zie ik nou Vega vrij hoog staan? Verhip ja, en de keystone van Hercules ook. Ha, M13. Met propellor, mooi. Op 156x mooi,op 250x nog mooier. En dan staat hij nog relatief laag. Laat het voorjaar maar komen, ook voor Jupiter die nu al een mooi end boven de boomtoppen is uitgekomen. Een zwarte stip verraadt een maanovergang; van Ganymedes zoals later blijkt.
Iets na half drie zit ik in de auto. De euforie van deze prachtige avond en drie uur slaap blijken voldoende om de volgende dag door te komen. Het is de moeite waard geweest. Gek doen loont. Met dank aan Martijn. En Gerrit.