Korte verhalen

Atheïsme

Als kind was ik een redelijk devoot gelovige, voor wat het waard was. Opgevoed met de bijbelverhalen op school, gaf ik daar mijn eigen draai en visualisatie aan. Vooral het verhaal van Simson vond ik fascinerend, zo sterk wilde ik ook wel zijn. Dat de bijbelse superheld er ook nog een vrij onstuimig seksleven op na hield, vertelde de juf er niet bij.

Mijn “geloof” ging zo ver dat ik zelfs een keer een spelletje pesten heb gespeeld met Jezus en God. Normaal deed ik dat met mijn ouders, en dat hebben we heel wat keren gedaan, maar waarschijnlijk hadden mijn ouders toen even geen tijd. Geen nood, ik trok me terug op mijn kamer, nam een blaadje papier en maakte een scorelijst met drie kolommen: Remko, Jezus, God. (Vroeger ging ik door het leven als Remko; begin 2016 heb ik die tweede lettergreep geschrapt en voer ik de naam Rem. Daarover later misschien meer). Mijn ouders hebben dat blaadje papier waarschijnlijk nog ergens liggen.
Degenen die me kennen weten dat ik een rijke fantasie heb. In die fantasie kon ik concreet genoeg met deze twee leden van de Drie-eenheid communiceren (van de Heilige Geest had ik nog nooit gehoord), dat ik het spel kon spelen en met vlag en wimpel winnen. Jezus was tweede en de Vader eindigde op plek drie. Onnodig te zeggen dat de almachtige me natuurlijk vet heeft laten winnen, wat ik bijzonder waardeer.

Op een dag in 1978 kwam aan mijn geloof een abrupt einde. Enkele weken daarvoor was onze auto gestolen, een gele tweedeurs Sunbeam 1300 (ja, dat was een automerk). Mijn vader had hem op het parkeerterrein voor het kantoor gezet en keek af en toe of hij er nog stond. Hij keek, hij stond er nog. Hij keek nog eens, en hij stond er niet meer.
Als negenjarig jongetje was ik daar aardig door van slag. Daarom bad ik tot God of hij ervoor wilde zorgen dat onze auto weer terug zou komen. Na een aantal weken was dat nog steeds niet gebeurd. Mijn ouders moesten een nieuwe auto kopen. Weer een Sunbeam, deze keer een rode vierdeurs Sunbeam 1600 GLS. En ik was teleurgesteld in God. Ik besloot dat het geloof onzin was en dat God helemaal niet bestaat. In mijn boosheid maakte ik zelfs nog een afgod van een WC-rol. Op school had ik gehoord over afgoden en dat mensen die zich van God afkeren dan afgoden maken. Ik maakte twee gaatjes in de WC-rol waar ik mijn vinger in kon steken, met daarachter twee strookjes papier met respectievelijk de tekst “Gebeurt” en “Gebeurt niet”. Zo dacht ik de loop van de dingen te kunnen beïnvloeden.
Maar het afgodsbeeld was geen lang leven beschoren. Na een minuut of vijf zag ik al de absurditeit in van dit surrogaatgeloof. Het WC-rolafgodsbeeld belandde in stukken in de prullenbak en ik nam afstand van geloof in welke vorm dan ook. In welke god dan ook.

Jaren later pas, toen ik allang volwassen was, begreep ik van mijn ouders dat de verzekering zo’n royale vergoeding had uitgekeerd dat ze die nieuwe, betere auto konden kopen, die in elk opzicht een upgrade was ten opzichte van het gestolen exemplaar.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *