Wat is…?
Astronomie: een boeiende hobby. Daarom schrijf ik er graag over.
Maar wat zijn nou al die M zus- en NGC zoveel-nummers?
Objectcatalogi
M-nummers
In de 18e eeuw leefde er in Frankrijk een meneer die op zoek was naar nieuwe kometen. Hij heette Charles Messier en af en toe vond hij er één, maar heel vaak stuitte hij op iets anders wat geen komeet was: een sterrenhoop, een nevel of een sterrenstelsel. Op een gegeven moment werd Charles er un peux nerveux van en daarom besloot hij die “valse kometen” te noteren op een lijst, zodat hij in elk geval wist wat geen kometen waren. Een soort blacklist dus eigenlijk.
Zo belandden er een kleine honderd objecten van diverse pluimage op Messier’s lijst. Later werd die nog door anderen aangevuld tot er uiteindelijk 110 objecten op de lijst stonden. Zo ontstond de Messier-lijst, met objecten M1 tot en met M110. Zo is M45 de Pleiaden (zevengesternte, Zeven Zusters), M42 de Orionnevel en M31 het Andromedastelsel.
NGC-nummers
Ongeveer een eeuw later woonde er in Engeland een astronoom die eigenlijk Duitser was en musicus. Hij heette WiIliam (ex-Wilhelm) Herschel. In Engeland legde hij zich echter toe op astronomie en ontdekte daar samen met zijn zus Caroline een hele rits aan sterrenhopen, nevels en sterrenstelsels. Deze tekende hij op in zijn Catalogue of Nebulae and Clusters of Stars.

In 1884 herbewerkte de Deens-Ierse astronoom John Louis Emil Dreyer deze lijst van Herschel en zo ontstond de New General Catalogue of Nebulae and Star Clusters, afgekort NGC. Deze lijst bevat maar liefst 7840 objecten. In tegenstelling tot de Messierlijst, waarvan de objecten genummerd zijn in de volgeorde van ontdekking, zijn de objecten van de NGC geordend naar de positie aan de sterrenhemel in de richting van west naar oost, dus tegen de draaiing van de hemel om de aarde in. Zo verschijnen de objecten in volgorde aan de hemel.
IC-nummers
Na de NGC-lijst stelde Dreyer nog twee aanvullende lijsten samen, die in totaal 5386 objecten bevatten. Dit zijn de Index Catalogues (IC).
Andere nummers
Behalve de M- en NGC-lijsten bestaan er nog tal van andere catalogi, vaak genoemd naar de man of vrouw die deze samenstelde. Voorbeelden: Caldwell (C), Melotte (Me), Roslund (Ro), Stock(St).
En wat zijn nu sterrenhopen, nevels en sterrenstelsels?
Types objecten
In de astronomie onderscheiden we verschillende types objecten. Laten we bij het begin beginnen.
Sterren, planeten en manen
Onze eigen aarde is een planeet. Een planeet is een rond object dat rond een ster draait, in dit geval de zon. Want de zon is gewoon een ster. Andere planeten die ook om de zon draaien, zijn van binnen naar buiten: Mercurius, Venus, (dan onze aarde), Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Samen met de zon vormen deze planeten het zonnestelsel.
Om een planeet kunnen weer één of meerdere manen draaien. Onze aarde heeft er één, en die kennen we allemaal. Mercurius en Venus doen het zonder, terwijl Mars twee minimanen heeft. De grote planeten Jupiter, Saturnus, Uranus en Jupiter hebben heel veel manen. Jupiter bijvoorbeeld minstens zestig.

Een ster is in feite een enorme bol gas, die onder zijn eigen gewicht probeert in te storten waardoor er kernfusie plaatsvindt. Hierdoor ontstaat tegendruk waardoor de ster niet echt instort en in evenwicht blijft. Een grote kernreactor dus.
Buiten ons zonnestelsel hebben we dan nog de zogeheten Deepsky-objecten. Dit zijn dus die M dinges en NGC huppeldepup-gevallen. In het kort:
Open clusters
Een hoop jonge sterren (slechts enkele miljoenen jaren oud volgens de huidige inzichten) die dus nog bij elkaar staan zoals de broers en zussen van een gezin nog in één huis wonen. Degenen die wij kunnen zien staan relatief dichtbij, in ons eigen sterrenstelsel, de Melkweg. Voorbeeld: M45 (Pleiaden)

Bolvormige clusters
Dit zijn, hopen oude sterren die om een sterrenstelsel heen draaien. De meeste sterrenhopen die wij kunnen zien met amateurtelescopen horen bij onze eigen Melkweg. Het is echter ook mogelijk om heel in de verte bolhopen te zien die horen bij het Andromedastelsel. Voorbeeld: M13

Nevels
Nevels zijn gaswolken die ofwel licht uitzenden (emissienevels), ofwel licht reflecteren van nabijgelegen sterren (reflectienevel), danwel juist licht tegenhouden (donkere nevels). Voorbeeld: M42 (Orionnevel)
Dan is er nog een aparte categorie: de zogeheten planetaire nevels. De naam is verwarrend want met planeten hebben ze niets te maken, maar door de telescoop zien ze er vaak enigszins uit als de planeet Uranus of Neptunus. Hence the name. Planetaire nevels zijn in feite ontplofte sterren. Sterren ter grootte van onze zon ontploffen aan het eind van hun levenscyclus waarbij ze de buitenste lagen gas uitstoten. Dat is dus de nevel. De rest van de ster blijft in het midden van die nevel staan als centrale, gereduceerde ster. Voorbeeld: M57, M27
Supernovarestanten
Als een ster die veel groter is dan onze zon het loodje legt dan doet hij het ook goed. De hele handel vliegt de lucht in. Nou ja, de ruimte dan. Inclusief allerlei zware elementen die in de loop van de tijd in die ster zijn gevormd. Dat geeft me een bende, en dat is dus een supernovarestant. Voorbeeld: M1 (Krabnevel)
Sterrenstelsels
Onze eigen Melkweg is er één. Maar ook het Andromedastelsel (M31). En verder weg zin er miljarden. Elk bestaande uit weer miljarden sterren, die om de kern van het stelsel heendraaien.
Een reis door het heelal
Deze video geeft een heel mooi beeld hoe het er in ons heelal aan toe gaat. Dichtbij in ons eigen zonnestelsel. De volgende delen (zie Youtube) voeren je verder het heelal in.